Zie Rechtbank eerste aanleg/Gent – 16/03/2023
Het Hof van Beroep Gent verklaart het hoger beroep ontvankelijk en vernietigt het vonnis in eerste aanleg. Dit had hoofdzakelijke procedure redenen. Het Hof stelt dat de strafvordering tegen EVACAKES* niet aanhangig was voor de correctionele rechtbank. EVACAKES werd enkel in tussenkomst gedagvaard door de burgerlijke partijen Khaled* en Samir*, namelijk op basis van de beweerde hoofdelijke aansprakelijkheid voor de lonen. Deze dagvaarding in tussenkomst is niet te beschouwen als een rechtstreekse dagvaarding die de strafvordering aanhangig maakt. Het Hof van Beroep oordeelt dat de correctionele rechtbank de strafvordering dus onterecht ontvankelijk heeft verklaard.
Bovendien meent de beroepsrechter dat naar aanleiding van de tijdige betaling van de geldsom in het kader van het voorstel tot minnelijke schikking voor de tewerkstelling van de verboden ter beschikking gestelde werknemers (waaronder Khaled en Samir) de strafvordering ten aanzien van EVACAKES is komen te vervallen. Nu de strafvordering is vervallen, dienen ook de vorderingen van burgerlijke partijen als onontvankelijk te worden afgewezen. De beroepsrechter oordeelt dat de correctionele rechtbank zich onterecht bevoegd heeft verklaard om te oordelen om de vorderingen van de burgerlijke partijen.
Daarnaast stelt het Hof van Beroep dat de vordering van Khaled en Samir ontoelaatbaar en onontvankelijk beschouwd diende te worden aangezien ze, “gelet op de illegale situatie en strijdigheid met de openbare orde, niet over een ‘rechtmatig belang’ beschikken.”
De beroepsrechter oordeelt dat de correctionele rechtbank op eigen initiatief is overgegaan tot een ‘heromschrijving van de feiten’ en nieuwe tenlasteleggingen heeft toegevoegd. Hierdoor zijn de rechten van de verdediging van EVACAKES geschonden omdat deze zich niet strafrechtelijk heeft kunnen verweren durende de procedure.
Het Hof van Beroep spreekt EVACAKES strafrechtelijk volledig vrij. Volgens het Hof was de door de correctionele rechtbank gekwalificeerde tenlasteleggingen gebaseerd op het uitgangspunt dat EVACAKES als werkgever van de burgerlijke partijen beschouwd moet worden. Dit uitgangspunt is – volgens de rechter in beroep – fout omdat het uitsluitend gebaseerd is en onlosmakelijk verbonden is met de verboden terbeschikkingstelling, waarvoor de strafvordering is komen te vervallen ingevolge de minnelijke schikking. De vervolging door de rechtbank van eerste aanleg zou strijdig zijn met het non bis in idem principe (iemand kan niet twee keer vervolgd worden voor dezelfde feiten) .
Ook de burgerlijke vordering wordt vernietigd. De beroepsrechter haalt hiervoor als reden opnieuw aan dat de burgerlijke vordering onontvankelijk is aangezien de strafvordering is komen te vervallen en dat burgerlijke partijen niet over een rechtmatig belang beschikken gezien de illegale situatie en strijdigheid met de openbare orde. Daarnaast stelt het Hof dat “ de burgerlijke partijen wetens en willens, met het opzet hier winstens uit te halen, illegale prestaties verricht hebben, zonder geldige verblijfsvergunning en zonder hun inkomstens fiscaal aan te geven.” Op grond van het rechtsbeginsel fraus omnia corrumpit diende de vordering als ongegrond worden afgewezen.
Daarnaast moesten de burgerlijke partijen, in ondergeschikte orde, bewijzen dat er sprake is van werkgeversgezag door EVACAKES. Dit doen ze volgens het Hof onvoldoende.
Tevens in ondergeschikte orde meent het Hof dat de correctionele rechtbank ten onrechte had verwezen naar de specifieke regeling inzake hoofdelijke aansprakelijkheid uit de Loonbeschermingswet (omzetting wet 11 februari 2013), aangezien EVACAKES geen ‘aannemer’ is in de zin van deze bepalingen en in hoofde van opdrachtgever geen kennis had over het onwettig verblijfsstatuut van burgerlijke partijen.
Burgerlijke partijen worden veroordeeld tot het betalen van de rechtsplegingsvergoeding.
Voor een verdere analyse: zie Jaarverslag FAIRWORK Belgium 2022.
* Opmerking: namen zijn aangepast om de privacy van betrokkenen te vrijwaren